2007000527

17 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-05-2007 en tekstbijwerking tot 01-03-2024)

Bron: Binnenlandse Zaken

Publicatie: 31 mei 2007

Nummer: 2007000527

bladzijde: 29535

Dossiernummer: 2007-05-17/33

Inwerkingtreding : 1 juni 2007 A14

Deze tekst wijzigt de volgende tekst:

1995000757

5 gearchiveerde versies

6 uitvoeringbesluiten

Inhoudstafel

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van de procedureregels voor benoeming en van de wijze van bezoldiging van de deskundigen, en van de procedure voor de behandeling van de aanvraag van de machtiging tot verblijf, bedoeld in artikel 9ter van de wet.
Art. 2-10
HOOFDSTUK III.
Art. 11
HOOFDSTUK IV. - Gevallen waarbij een partnerschap dat geregistreerd werd op basis van een vreemde wet, bedoeld in artikel 10, § 1, derde lid, van de wet, moet beschouwd worden als zijnde gelijkwaardig met een huwelijk.
Art. 12
HOOFDSTUK V. - Geval waarin de terugwijzing bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, slechts bevolen mag worden na advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen.
Art. 13
HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en slotbepalingen.
Art. 14-16
BIJLAGE.
Art. N

Tekst

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.

  Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  2° de minister : de minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

  HOOFDSTUK II. - Vaststelling van de procedureregels voor benoeming en van de wijze van bezoldiging van de deskundigen, en van de procedure voor de behandeling van de aanvraag van de machtiging tot verblijf, bedoeld in artikel 9ter van de wet.

  Art. 2.§ 1. Met het oog op de benoeming van de in [1 artikel 9ter, § 5, tweede lid,]1 van de wet bedoelde deskundigen, richt de minister of diens gemachtigde via het Belgisch Staatsblad een oproep tot de kandidaat-deskundigen. Deze oproep vermeldt de termijn binnen welke de kandidaturen moeten ingediend zijn.
  § 2. Om als deskundige te worden aangeduid zal de kandidaat aan de volgende voorwaarden moeten voldoen :
  a) een specialisme dat in artikel 4, § 1 wordt vermeld uitoefenen;
  b) een kopie van het diploma dat betrekking heeft op zijn specialisme opsturen;
  c) bewijzen dat hij al een jaar beroepservaring heeft op het gebied van zijn specialisme;
  d) werken in een instelling die erkend wordt door de bevoegde overheid.
  § 3. Bij zijn kandidatuurstelling verbindt de kandidaat-deskundige er zich schriftelijk toe om zijn prestaties overeenkomstig de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen aan te rekenen.
  ----------
  (1)<KB 2011-01-24/02, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-01-2011>

  Art. 3. § 1. Bij het onderzoek van de kandidaturen houdt de minister rekening met de beschikbaarheid, de bereikbaarheid en de ervaring van de kandidaat-deskundige.
  § 2. De minister kan voorrang geven aan de kandidaturen van een groep deskundigen die allen tewerkgesteld zijn in éénzelfde instelling die door de bevoegde overheid wordt erkend.
  § 3. De deskundigen worden voor een hernieuwbare periode van vijf jaar benoemd.

  Art. 4.§ 1. Indien nodig vraagt de ambtenaar-geneesheer, overeenkomstig [1 artikel 9ter, § 1, tweede lid,]1, van de wet, een bijkomend advies aan een deskundige in één van de hierna vermelde medische disciplines :
  1° anesthesie-reanimatie;
  2° pathologische anatomie;
  3° klinische biologie;
  4° hart en bloedvaten;
  5° chirurgie;
  6° neurochirurgie;
  7° dermato-venereologie;
  8° endocrinologie;
  9° epidemiologie;
  10° gastro-enterologie;
  11° geriatrie;
  12° gynaecologie-verloskunde;
  13° hematologie;
  14° fysische geneeskunde en de revalidatie;
  15° immunologie en metabolische aandoeningen;
  16° tropische ziekten;
  17° inwendige geneeskunde;
  18° nucleaire geneeskunde;
  19° urgentiegeneeskunde;
  20° nefrologie;
  21° neurologie-neuropsychiatrie;
  22° oncologie;
  23° oftalmologie;
  24° orthopedische heelkunde;
  25° otorhinolaryngologie;
  26° pediatrie;
  27° pulmonologie;
  28° psychiatrie (+ ervaring posttraumatisch stress syndroom);
  29° kinder- en jeugdpsychiatrie;
  30° röntgendiagnose;
  31° radiotherapie-oncologie;
  32° reumatologie;
  33° stomatologie;
  34° urologie.
  § 2. De lijst van de overeenkomstig [1 artikel 9ter, § 5, eerste lid,]1 van de wet, benoemde deskundigen wordt door de gemachtigde van de minister aan de ambtenaren-geneesheren doorgegeven.
  ----------
  (1)<KB 2011-01-24/02, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 29-01-2011>

  Art. 5. § 1. De deskundige die in toepassing van artikel 4, § 1, wordt ingeschakeld zorgt binnen vijf werkdagen na verzending van de adviesaanvraag voor een schriftelijke bevestiging van de ontvangst van deze aanvraag. Indien hij dat niet doet, wordt hij verondersteld de opdracht niet te aanvaarden.
  § 2. De deskundige verbindt zich ertoe om zijn advies binnen 30 dagen na de ontvangst van de adviesaanvraag van de ambtenaar-geneesheer te verstrekken.
  § 3. Indien de complexiteit van het dossier dit vereist kan de ambtenaar-geneesheer een bijkomende termijn van 30 dagen toekennen aan de deskundige om het advies te verstrekken.
  § 4. Indien de deskundige het gevraagde advies niet binnen de termijn van 30 dagen, eventueel overeenkomstig de vorige paragraaf verlengd, verstrekt, kan de ambtenaar-geneesheer zich onmiddellijk wenden tot een andere deskundige. Tegelijkertijd brengt hij de initieel aangeduide deskundige via een aangetekend schrijven op de hoogte van het feit dat zijn opdracht beëindigd wordt en dat hij geen aanspraak meer kan maken op enige bezoldiging voor prestaties verricht na ontvangst van het aangetekend schrijven.
  § 5. De ingeschakelde deskundige laat zijn advies vergezeld gaan van een staat van kosten en erelonen. Hij rekent zijn prestaties overeenkomstig de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen aan.

  Art. 6.De in [1 artikel 9ter, § 1, vijfde lid]1 van de wet bedoelde deskundigen worden overeenkomstig de tarieven die vastgelegd worden krachtens de principes die geformuleerd worden in artikel 50, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bezoldigd.
  ----------
  (1)<KB 2011-01-24/02, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 29-01-2011>

  Art. 7.[1 [2 Het model van het standaard medisch getuigschrift dat de vreemdeling samen met zijn aanvraag om machtiging tot verblijf, overeenkomstig artikel 9ter, § 1, vierde lid en § 3, 3°, moet overmaken wordt door de Minister bepaald. Dit model wordt op de website van de Dienst Vreemdelingenzaken gepubliceerd.]2
   Behoudens de gevallen voorzien in artikel 9ter, § 3 van de wet, geeft de gemachtigde van de minister de instructie aan de gemeente om de betrokkene in te schrijven in het vreemdelingenregister, en hem in het bezit te stellen van een attest van immatriculatie model A. Dit attest wordt ingehouden indien de betrokkene zonder geldige reden geen gevolg geeft aan een uitnodiging van de ambtenaar-geneesheer, van de geneesheer aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde, of van de deskundige, bedoeld in artikel 9ter, § 1 van de wet.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-01-24/02, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 29-01-2011>
  (2)<KB 2023-12-11/21, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 11-03-2024>

  Art. 8. De machtiging tot voorlopig verblijf en het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister die verleend worden op grond van artikel 9ter van de wet, hebben een geldigheidsduur van minstens een jaar.

  Art. 9. De vreemdeling die gemachtigd werd tot beperkt verblijf op grond van artikel 9ter van de wet, wordt geacht niet meer te voldoen aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden in de zin van artikel 13, § 3, 2°, van de wet, indien de omstandigheden op grond waarvan de machtiging werd verleend, niet langer bestaan, of zodanig zijn gewijzigd dat deze machtiging niet langer nodig is. Er dient hierbij te worden nagegaan of de verandering van deze omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter hebben.

  Art. 10. Indien de minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 13, § 5, van de wet, beslist om een einde te maken aan het verblijf van de vreemdeling die op basis van artikel 9ter van de wet gemachtigd is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk, geeft hij hem een bevel om het grondgebied te verlaten. Het gemeentebestuur geeft van beide beslissingen kennis door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 13 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De verblijfstitel wordt afgenomen.

  HOOFDSTUK III.
  <Opgeheven bij KB 2011-09-21/03, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 11.
  <Opgeheven bij KB 2011-09-21/03, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  HOOFDSTUK IV. - Gevallen waarbij een partnerschap dat geregistreerd werd op basis van een vreemde wet, bedoeld in artikel 10, § 1, derde lid, van de wet, moet beschouwd worden als zijnde gelijkwaardig met een huwelijk.

  Art. 12. Een partnerschap dat geregistreerd werd op basis van de wetgeving van een van de hierna vermelde landen, wordt beschouwd als zijnde gelijkwaardig met een huwelijk in België :
  1° Denemarken;
  2° Duitsland;
  3° Finland;
  4° IJsland;
  5° Noorwegen;
  6° Verenigd Koninkrijk;
  7° Zweden.

  HOOFDSTUK V. - Geval waarin de terugwijzing bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, slechts bevolen mag worden na advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen.

  Art. 13. Een ministerieel besluit tot terugwijzing ten aanzien van de niet in het Rijk gevestigde vreemdeling die tot een verblijf van meer dan drie maanden gemachtigd of toegelaten is of geweest is, die voorafgaand aan de strafrechtelijke veroordeling een werkelijk huwelijks- of gezinsleven onderhield met zijn wettelijk in het Rijk verblijvende echtgenoot of geregistreerde partner, of die het ouderlijk gezag als ouder of voogd uitoefende of die voldeed aan de onderhoudsverplichting die opgelegd is door artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van minstens één kind dat wettelijk in het Rijk verblijft, of die een dergelijke effectieve echtelijke of familiale relatie onderhoudt in de periode dat hij van zijn vrijheid beroofd is, kan slechts genomen worden na advies van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen.

  HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en slotbepalingen.

  Art. 14. In het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 houdende vaststelling van de gevallen waarin en van de voorwaarden waaronder een vreemdeling, wiens afwezigheid uit het Rijk langer dan één jaar duurt, kan gemachtigd worden er terug te keren, wordt artikel 6, tweede lid, vervangen als volgt :
  " De vreemdeling die reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk van maximaal drie maanden overeenkomstig Titel I, hoofdstuk II van de wet, of van meer dan drie maanden, kan de aanvraag tot machtiging om in het Rijk terug te keren eveneens indienen bij de burgemeester van de gemeente waar hij verblijft. "

  Art. 15. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2007.

  Art. 16. Onze Minister die bevoegd is voor de toegang tot het Grondgebied, het Verblijf, de Vestiging en de Verwijdering van Vreemdelingen is belast met het uitvoeren van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 17 mei 2007.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL.

  BIJLAGE.

  Art. N. [1 Bijlage.
  

  
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
  Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken
  
MEDISCH GETUIGSCHRIFT
   bestemd voor de Dienst Humanitaire Regularisaties
  bij de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken



   Aan de arts : Gelieve dit attest te overhandigen aan betrokkene zelf. Hij/zij zal het medisch attest vervolgens zelf aan de desbetreffende Dienst bezorgen.
   NAAM EN VOORNAAM van de patiënt :
   GEBOORTEDATUM :
   NATIONALITEIT :
   GESLACHT :
   A/ Medische voorgeschiedenis :
   B/ DIAGNOSE : gedetailleerde beschrijving van de aard en de ernst van de aandoeningen op basis waarvan de aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van Artikel 9ter wordt ingediend (1).
   Het is in het belang van de patiënt dat voor elke pathologie stukken ter staving worden voorgelegd (bv. specialistisch verslag).
   C/ Actuele behandeling en datum van opstarten van de behandeling van de aandoeningen vermeld onder rubriek B :
   Medicamenteuze behandeling/medisch materiaal
   Interventie/Hospitalisatie (Frequentie ? Datum van laatste opname ?)
   Voorziene duur van de noodzakelijke behandeling
   D/ Wat zouden de gevolgen en mogelijke complicaties zijn indien de behandeling wordt stopgezet ?
   E/ Evolutie en prognose van de aandoeningen waarvan sprake onder rubriek B :
   F/ Indien van toepassing : zijn er specifieke noden in verband met de medische opvolging ? Is mantelzorg medisch vereist ?
   G/ Aantal bijlagen bij huidig attest :
   Datum :
   NAAM, handtekening en stempel van de arts : RIZIV - nummer :
  

  

AANDACHT - Belangrijke opmerkingen
  
De Dienst Vreemdelingenzaken moet de betrokken arts kunnen identificeren. Het is bijgevolg in het belang van de patiënt dat naam en RIZIV - nummer van de arts duidelijk leesbaar zijn.
  
De Dienst Vreemdelingenzaken heeft het recht de gezondheidstoestand van de patiënt te laten verifiëren door een arts aangesteld door de administratie (artikel 9ter) (2)
  
Met instemming van de patiënt kan een meer gedetailleerd medisch verslag het huidig medisch attest vergezellen (Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).
  



   (1) Artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
   (2) Artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
   ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-01-24/02, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 29-01-2011>
  

Aanhef

   ALBERT II, Koning der Belgen,
   Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
   Gelet op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, inzonderheid op artikelen 9ter, § 2, tweede lid, 10, § 1, derde en vierde lid, 12, derde lid, 19, derde lid, en 20, eerste lid;
   Gelet op de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, inzonderheid op artikel 78;
   Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 houdende vaststelling van de gevallen waarin en van de voorwaarden waaronder een vreemdeling, wiens afwezigheid uit het Rijk langer dan één jaar duurt, kan gemachtigd worden er terug te keren;
   Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 maart 2007;
   Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2007;
   Gelet op het advies 42.718/4 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2007, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
   Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
   Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Verslag aan de Koning

   VERSLAG AAN DE KONING
   Sire,
   De wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2006, voorziet voor een aantal van zijn bepalingen dat de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit de verdere regels dient vast te stellen.
   Onderhavig ontwerp van besluit strekt er toe uitvoering te geven aan deze bepalingen die een in de Ministerraad overlegd besluit vereisen.
   Het advies van de Raad van State werd verkregen op 23 april 2007. In regel werd dit advies steeds gevolgd. Onderhavig verslag beperkt zich tot een verduidelijking omtrent de artikelen waarvoor dit advies niet volledig gevolgd werd.
   ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
   Artikel 7
   Zoals gevraagd door de Raad van State, werd met betrekking tot de over te maken documenten of inlichtingen, een 3° punt toegevoegd, namelijk " enige andere dienstige informatie of enig ander dienstig stuk met betrekking tot zijn ziekte ". Deze voorwaarde volgt immers rechtstreeks uit artikel 9ter, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980. Vanzelfsprekend kan het in dit stadium enkel gaan om de informatie of stukken waarover hij op het moment van de indiening van de aanvraag beschikt. Indien de vreemdeling achteraf bijkomende informatie zou verkrijgen, dient hij deze eveneens onverwijld over te maken, op grond van dit artikel 9ter van de wet.
   Gevolg gevend aan de logica van de Raad van State, wordt er voor geopteerd om nog een andere voorwaarde die rechtstreeks volgt uit de wet, toe te voegen in een 4° punt. Aangezien de procedure van artikel 9ter van de wet enkel openstaat voor " de in België verblijvende vreemdeling ", is het billijk dat de vreemdeling, op straffe van onontvankelijkheid, het adres van zijn feitelijke verblijfplaats in België moet vermelden in zijn aanvraag.
   Artikel 11
   In afwijking van het advies van de Raad van State, blijft de voorwaarde van de verbintenis tot tenlasteneming voor de partners bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, van de wet, behouden.
   Dit is verantwoord aangezien de bereidheid om een dergelijke verbintenis aan te gaan, wel degelijk beschouwd moet worden als een noodzakelijke voorwaarde om de duurzaamheid van een relatie te kunnen bewijzen.
   De Raad van State beschouwt de verbintenis tot tenlasteneming ongeoorloofd op basis van een a contrario-interpretatie van de wet. Een dergelijke interpretatie heeft volgens de rechtspraak en rechtsleer echter steeds een beperkte waarde. Bovendien baseert de Raad van State zich op een verschil tussen de Nederlandstalige en de Franstalige versie van artikel 10, § 2, derde lid, van de wet, waarbij ze zonder enige reden de voorkeur geeft aan de Franstalige versie.
   Uit de afwezigheid van de vermelding in de wet van de voorwaarde van toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen, kan dus geenszins de wil van de wetgever afgeleid worden om een verbintenis tot tenlasteneming uit te sluiten voor de partners. Integendeel, de memorie van toelichting van artikel 6 van de wet van 15 september 2006, dat artikel 10 van de wet van 15 december 1980 vervangen heeft, verwijst naar de criteria van de omzendbrief van 30 september 1997 (Belgisch Staatsblad van 14 november 1997), waarin eveneens de voorwaarde van een verbintenis tot tenlasteneming opgenomen is.
   Net zoals in deze omzendbrief het geval was, wordt de verbintenis tot tenlasteneming beperkt tot de periode waarin het verblijf beperkt is, in casu 3 jaar.
   Ik heb de eer te zijn,
   Sire,
   Van Uwe Majesteit,
   De zeer eerbiedige
   En zeer getrouwe dienaar,
   De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
   P. DEWAEL
   Advies 42.718/4 van 23 april 2007 van de afdeling wetgeving van de Raad van State
   De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 2 april 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen", heeft het volgende advies gegeven :
   Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
   Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
   Aanhef
   1. Het ontwerpbesluit ontleent zijn rechtsgrond aan de artikelen 9ter, § 2, tweede lid, 10, § 1, derde en vierde lid, 12, derde lid, 19, derde lid, en 20, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Het eerste lid van de aanhef moet bijgevolg worden aangepast.
   2. Gelet op de opmerking gemaakt onder artikel 15, moet in de aanhef eveneens worden verwezen naar artikel 78 van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
   Dispositief
   Artikel 2
   Artikel 2 is onvolledig. Het voorziet immers in een oproep tot kandidaat-deskundigen, maar het bepaalt geenszins de nadere regels betreffende die oproep : betreft het een oproep tot het publiek in het algemeen. In welke vorm heeft die oproep plaats. Binnen welke termijn moeten de kandidaturen ingediend zijn. enz.
   Artikel 3
   1. De subdelegatie verleend aan de gemachtigde van de minister is buitensporig, gelet op het feit dat ze de bevoegdheid van de Koning om de deskundigen aan te stellen overeenkomstig artikel 9ter, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 15 december 1980 aanzienlijk zal inperken.
   2. De tweede zin van paragraaf 1 moet vervallen omdat die zin overbodig is. Er is immers geen grond om in een besluit te herinneren aan de verplichting opgelegd aan de administratieve overheid om de taalwetgeving in acht te nemen.
   Artikel 4
   Paragraaf 1 bepaalt dat de lijst met de medische disciplines waaruit artsen-deskundigen kunnen worden gekozen, door de minister wordt opgemaakt bij wege van een verordening. Een zodanige afwijking is niet verenigbaar met het voornoemde artikel 9ter, § 2, in zoverre ze in buitensporige mate inbreuk maakt op de bevoegdheid die daarin wordt verleend aan de Koning.
   Artikel 5
   1. In de Franse lezing van de paragrafen 1 en 4 moet naar analogie van de Nederlandse tekst de term "mission" worden gebruikt in plaats van de term "mandat".
   2. In paragraaf 4 moeten de woorden "het vorige lid" vervangen worden door de woorden "de vorige paragraaf".
   In diezelfde paragraaf 4 moet, in plaats dat de ongeschikte term "annuleren" wordt gebruikt, veeleer geschreven worden dat een eind wordt gemaakt aan de opdracht.
   Artikel 7
   In paragraaf 1 moet de tweede zin aanvangen met de volgende woorden :
   "De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten en inlichtingen : (...)."
   Bovendien moet in punt 1° worden gepreciseerd dat het een kopie betreft van het nationaal paspoort of van de identiteitskaart, en moet een punt 3° worden toegevoegd, luidende :
   "3° enige andere dienstige informatie of enig ander dienstig stuk met betrekking tot zijn ziekte".
   Artikel 11
   Artikel 11 neemt als criterium voor het stabiele karakter kunnen aantonen van de relatie tussen de partners bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, van de voornoemde wet van 15 december 1980, de verbintenis tot tenlasteneming, gedurende een periode van drie jaar, door de persoon die een recht op gezinshereniging met zijn partner doet ontstaan. Dit druist in tegen het genoemde artikel 10, inzonderheid tegen paragraaf 2, tweede lid, ervan, dat uitsluitend het beschikken over voldoende huisvesting vermeldt, alsmede een ziektekostenverzekering die de risico's in België dekt. Bovendien volgt duidelijk uit de gezamenlijke lezing van het tweede en het derde lid van diezelfde paragraaf dat de verplichting voor de vreemdeling "die vervoegd wordt" om het bewijs te leveren dat hij beschikt over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen, in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 4° tot 7°, alleen geldt in de situatie omschreven in punt 6°, daar de woorden "en outre" in de Franse lezing van die bepaling in dat verband beslissend zijn.
   Titel IV en artikel 12
   In het opschrift van titel IV moet worden gepreciseerd dat het de uitvoering betreft van artikel 10, § 1, derde lid, van de wet, en in artikel 12 moeten de streepjes worden vervangen door een onderverdeling in 1°, 2°, 3°, enz.
   Artikel 15
   Het ontworpen besluit strekt ertoe de nadere regels van uitvoering te bepalen die nodig zijn geworden als gevolg van sommige wijzigingen aangebracht bij de voormelde wet van 15 september 2006.
   Volgens artikel 78 van de voormelde wet van 15 september 2006 treden de bepalingen van de wet "in werking op de door de Koning te bepalen data en uiterlijk op de eerste dag van de dertiende maand na die waarin zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt". Aangezien deze wet op 6 oktober 2006 in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, treedt ze dus uiterlijk op 1 november 2007 in werking.
   De wetsbepalingen die de rechtsgrond van het ontwerp vormen, te weten de artikelen 5, 6, 12 en 17 van de voormelde wet van 15 september 2006 (waarbij artikel 9ter wordt ingevoegd en de artikelen 10, 13 en 20 van de voormelde wet van 15 december 1980 worden gewijzigd), de wetsbepalingen waarnaar wordt verwezen in het ontwerp en die welke rechtstreeks verband houden met de ontworpen bepalingen dienen derhalve op hetzelfde tijdstip in werking te treden. Bijgevolg moet artikel 15 van het ontwerp worden gewijzigd.
   Bovendien moet erop worden toegezien dat de verschillende besluiten tot uitvoering van de voormelde wet van 15 september 2006, waarin data worden vastgesteld voor de inwerkingstelling van de verschillende bepalingen van deze wet, dat coherent doen. Men dient immers te voorkomen dat verscheidene data van inwerkingtreding worden vastgesteld voor eenzelfde wetsbepaling.
   Slotopmerkingen
   1. Het woord "kalenderdagen" moet worden vervangen door het woord "dagen".
   2. De beknoptheid van het ontwerpbesluit, dat slechts zestien artikelen telt, rechtvaardigt niet dat het in zes titels wordt onderverdeeld, waarvan titel II op zijn beurt drie hoofdstukken bevat; een verdeling in zes hoofdstukken volstaat ruimschoots.
   De kamer was samengesteld uit :
   de heren : Andersen, eerste voorzitter van de Raad van State
   P. Liénardy, J. Jaumotte, staatsraden,
   Mevrouw C. Gigot, griffier.
   Het verslag werd uitgebracht door de heer R. Wimmer, auditeur.