# #
Homepage > Thema's > Kinderen in gezinnen > Materiële hulp

Materiële hulp

Wat houdt materiële hulp in?

Tweesporenbegeleiding

Wanneer eindigt het recht op opvang?

Materiële hulp in de praktijk (overzicht tot en met juni 2015)

Wat is de situatie anno 2020?

 

Wat houdt materiële hulp voor een begeleide minderjarige in onwettig verblijf in?

Bij wet hebben mensen zonder wettig verblijf geen recht op maatschappelijke hulpverlening (artikel 57§2 van de OCMW-wet van 8 juli 1976), met uitzondering van dringende medische hulp (zie: “Gezondheid”) en materiële hulp aan gezinnen met minderjarige kinderen zonder wettig verblijf.

Het recht op materiële hulp aan gezinnen zonder wettig verblijf is het gevolg van een principearrest van het Grondwettelijk Hof van 22 juli 2003 (toen nog het Arbitragehof). Dit oordeelde dat artikel 57§2 van de organieke wet betreffende het OCMW inging tegen de internationale verplichtingen van België, in het bijzonder het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Het herziene artikel 57§2 bepaalt sindsdien dat een begeleide minderjarige die met zijn of haar gezin onwettig op het grondgebied verblijft, kan genieten van een maatschappelijke hulpverlening die beperkt is tot de materiële hulp die nodig is voor de ontwikkeling van het kind. Concreet betekent dit opvang in een opvangcentrum. Dit arrest werd omgezet in het Koninklijk Besluit van 24 juni 2004 dat gewijzigd werd door het KB van 1 juni 2006.

Gezinnen met minderjarige kinderen in onwettig verblijf hebben volgens artikel 60 van de opvangwet van 2007 recht op materiële hulp in een federaal opvangcentrum beheerd door Fedasil (of een partner). In de praktijk ontvangen deze gezinnen materiële hulp en terugkeerbegeleiding in een open terugkeercentrum. Dit gebeurt op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen de DVZ en Fedasil.

Materiële hulp komt neer op opvang in een opvangcentrum. In vaktermen praat men vaak over quot;bed-bad-brood", maar het houdt heel wat meer in:

  • een slaapplaats (een aparte kamer in geval van gezinnen)
  • maaltijden
  • sanitaire voorzieningen
  • kledij
  • zakgeld
  • sociale begeleiding door een maatschappelijk werker
  • juridische begeleiding (door een advocaat, vaak via het bureau voor juridische rechtshulp)
  • sociale vertaal- en tolkdiensten
  • medische en psychosociale diensten (de meeste centra hebben een eigen medisch team of werken samen met een externe dokter; sommige centra hebben een eigen psycholoog, maar de arts van het centrum kan ook doorverwijzen naar een externe gespecialiseerde dienst)
  • mogelijkheid om een klacht in te dienen (i.v.m. levensomstandigheden in het centrum en aangeboden diensten)

Tijdens het verblijf in het centrum blijft het recht op onderwijs gewaarborgd en blijft de leerplicht gelden (zie: “Onderwijs”).

In de centra kunnen de bewoners gemeenschapsdiensten doen, zoals het poetsen van de gemeenschappelijke ruimtes, het uitdelen van eten, etc. Ze krijgen hiervoor een kleine vergoeding.

Tweesporenbegeleiding

Het Koninklijk Besluit van van 24 juni 2004, gewijzigd door het KB van 1 juli 2006, legt vast dat:

Binnen de drie maanden na hun aankomst in het door het Agentschap aangeduid federaal opvangcentrum, wordt er met de minderjarige en de persoon of personen die hem of haar begeleiden een sociaal begeleidingsproject opgesteld aangaande ofwel het onderzoek van de wettelijke procedures die een eind kunnen stellen aan hun onwettige verblijf, ofwel de hulp bij vrijwillige terugkeer.

Dit betekent dat er in samenspraak met de gezinnen een begeleidingsplan moet opgesteld worden dat zowel (vrijwillige) terugkeer naar het herkomstland als perspectieven op verblijf in België in overweging moet nemen. Dit noemen we ook wel “tweesporenbegeleiding”. Voor meer hierover, consulteer het luik “Begeleiding”.

Welke stappen moet een begeleide minderjarige of zijn ouders ondernemen om materiële hulp te krijgen?

De minderjarige of zijn ouders moet een hulpvraag indienen bij het OCMW van zijn gewoonlijke verblijfplaats. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. Het OCMW moet de hulpvraag registreren en middels een sociaal onderzoek bekijken of het gezin aan de voorwaarden voor materiële hup voldoet. Het OCMW heeft daarvoor 30 dagen de tijd.

Zoals vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 24 juni 2004 zijn de vijf voorwaarden dat:

  1. het kind jonger is dan 18 jaar;
  2. het kind en zijn ouders illegaal op het grondgebied verblijven;
  3. de vereiste verwantschapsband bestaat;
  4. het kind behoeftig is;
  5. de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te komen.

Wanneer de voorwaarden vervuld zijn, zal het OCMW de aanvrager binnen de 8 dagen verwittigen dat hij/zij materiële hulp kan bekomen via Fedasil (zie hieronder “Materiële hulp in de praktijk”). Ze maken de aanvraag over aan Fedasil dat een opvangplaats toewijst aan het gezin. Het gezin dient zich dan naar de toegewezen opvangplaats te begeven.

De wet bepaalt niet wie verantwoordelijk is om hulp te verlenen aan gezinnen, zolang het OCMW nog geen beslissing over een aanvraag tot opvang genomen heeft. Ook de rechtspraak is hierover verdeeld. Ofwel wordt het OCMW veroordeeld tot het toekennen van maatschappelijke dienstverlening (bv. Arbeidshof van Brugge, 15 september 2010), ofwel wordt Fedasil veroordeeld tot het voorzien van tijdelijke opvang (bv. Arbeidsrechtbank van Brussel, 26 juni 2005).

Tegen de beslissing van het OCMW kan je beroep instellen bij de arbeidsrechtbank. Het is belangrijk dat Fedasil in het geding wordt betrokken, zodat de arbeidsrechtbank Fedasil kan veroordelen tot het opvangen van je gezin. Je kan beroep instellen vanaf de negatieve beslissing van Fedasil of het OCMW, of bij het uitblijven van enig antwoord, 30 dagen na het indienen van de aanvraag bij het OCMW. Opgelet, tijdens de beroepsprocedure heeft je gezin geen recht op opvang.

Wanneer eindigt het recht op opvang?

Gebaseerd op de voorwaarden van het recht op materiële hulp, vastgelegd in het KB van 24 juni 2004, heeft men niet langer recht op materiële hulp wanneer:

  1. Het (jongste) kind meerderjarig is;
  2. Het kind en zijn ouders zich niet langer onwettig op het grondgebied bevinden, bijvoorbeeld door vertrek uit België of door het bekomen van een verblijfstitel in België;
  3. Het kind niet langer behoeftig is;
  4. De ouders hun onderhoudsplicht kunnen nakomen.

Daarnaast wordt er eveneens een einde gesteld aan het opvangrecht als het gezin getransfereerd werd naar een terugkeerwoning beheerd door de DVZ met het oog op gedwongen terugkeer of wanneer het gezin het open opvangcentrum verlaat.

Materiële hulp in de praktijk doorheen de jaren (overzicht tot en met juni 2015)

Aanvankelijk werden de gezinnen opgevangen en begeleid in een Fedasil opvangcentrum, maar van maart 2013 tot en met juni 2015 werden de gezinnen opgevangen in het open terugkeercentrum (OTC) te Holsbeek, beheerd door Dienst Vreemdelingenzaken zoals besloten in dit akkoord. In datzelfde akkoord werd de opvang van de gezinnen beperkt tot 30 dagen, overkomend met het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) dat DVZ bij aankomst voor hen opmaakt.

Op 26 juli 2013 dienden vijf organisaties beroep in tegen het voorgenoemde samenwerkingsakkoord (zie hier een analyses van het Platform Kinderen op de vlucht omtrent dit akkoord). De organisaties vonden dat de beperking van het opvangrecht tot 30 dagen in strijd was met het juridisch kader rond materiële hulp aan gezinnen zonder wettig verblijf, aangezien dit nergens vastgelegd is en het akkoord regels toevoegde aan het juridisch kader en het verlopen van het bevel om het grondgebied te verlaten geen van de voorwaarden voor de materiële hulp opheft. In haar arrest van 23 april 2015 gaf de Raad van State gelijk aan de vijf organisaties en annuleerde dit aspect van het akkoord (punt 5.2. “Duur van de opvang in het open terugkeercentrum”).

In juni 2015 wordt het OTC in Holsbeek plots gesloten. De gezinnen die er op dat moment nog verbleven, werden overgebracht naar terugkeerwoningen. Terugkeerwoningen zijn “open” woonunits die in oktober 2008 werden opgericht om gezinnen met kinderen op te vangen die een bevel tot vasthouding ontvingen in het kader van het Belgische terugkeerbeleid. Na de sluiting van het OTC in Holsbeek, werden gezinnen zonder wettig verblijf die “materiële hulp” verkregen op basis van het KB van 26 juni 2004 (en geen bevel tot vasthouding) overgebracht naar de terugkeerwoningen. Er zijn in België vijf sites die elk een vijftal terugkeerwoningen omvatten: Bevekom en Tubeke in Wallonië, en Sint-Gillis-Waas en Tielt – Zulte in Vlaanderen. In principe worden de gezinnen die “materiële hulp” genieten enkel opgevangen in de site van Tielt – Zulte, maar in de praktijk worden deze gezinnen in alle sites ondergebracht.

Wat is de situatie anno 2020?

Vandaag de dag worden gezinnen die “materiële hulp” krijgen, overgebracht naar een terugkeerwoning of “open terugkeerplaats” (of “OTC-plaats”). Enkel indien er geen plaats is in een terugkeerwoning of indien er een specifieke nood werd erkend, worden gezinnen nog opgevangen in een Fedasil opvangcentrum. Begeleiding in de terugkeerwoningen wordt aangeboden door DVZ en Fedasil en is voornamelijk gericht op (vrijwillige) terugkeer. Bezoekers van JRS Belgium brengen minimum eenmaal per maand een bezoek aan de families in de terugkeerwoningen.

Sinds het arrest van de Raad van State van 23 april 2015, is de opvang in principe niet meer beperkt tot één maand. De duur van de opvang is afhankelijk van de analyse van de verblijfssituatie van het gezin. Bij aankomst in het terugkeercentrum analyseert de terugkeercoach van DVZ samen met het gezin de verblijfsituatie en eventuele hangende verblijfsprocedures van het gezin. Als er procedures hangende zijn, worden deze door DVZ prioritair behandeld. Als er geen perspectief is op een verblijfsrecht, wordt een bevel om het grondgebied te verlaten betekend. Als het gezin niet bereid is vrijwillig terug te keren, kan het gezin worden overgebracht naar een terugkeerwoning beheerd door DVZ, met het oog op gedwongen terugkeer.

Sinds 14 mei 2018 zijn nieuwe instructies van Fedasil in werking over transfers naar een aangepaste opvangplaats. Het gaat om twee instructies van 7 mei 2018:

  • Instructie transfer aangepaste plaats omwille van medische redenen
  • Instructie transfer aangepaste plaats omwille van andere redenen

Zij vervangen alle vorige instructies en nota’s over transfers aangepaste plaats in het kader van de materiële opvang van asielzoekers en andere begunstigden. Voor meer informatie rond deze instructies en de te volgen procedure voor het aanvragen van een aangepaste opvangplaats, consulteer de informatie op de website van het Agentschap Integratie en Inburgering.

Het Platform Kinderen op de vlucht meent dat het recht op materiële hulp, zoals voorzien werd in de wet, in de praktijk werd uitgehold. Het feit dat deze gezinnen overwegend opgevangen worden in de terugkeerwoningen, waar de begeleiding zoals hun benaming al doet vermoeden vrijwel uitsluitend op terugkeer focust, toont aan dat er van een echte tweesporenbegeleiding, waarbij zowel het regulariseren van het verblijf in België als de terugkeer naar het herkomstland als evenwaardige opties overwogen worden, geen sprake meer kan zijn. Resultaat is dat minder en minder gezinnen beroep doen op de mogelijkheid om materiële hulp aan te vragen. Gezinnen zonder wettig verblijf komen bijgevolg vaker in de daklozenopvang of zelfs op straat terecht en verdwijnen zo uit de statistieken.

 

Juridisch kader

Voor meer informatie rond gezinnen zonder wettig verblijf

Terugkeerwoningen

Samenwerkingsakkoord van 29 maart 2013 tussen Fedasil en de Dienst Vreemdelingenzaken

Samenwerkingsakkoord 19 september 2010 ("Protocol 2010")